‘Ik weet niet of ik het durf, Frank.’ Dat is de onvermijdelijke conclusie van het telefoongesprek op donderdagmorgen in IJmuiden; Frank is in Hongarije voor zijn werk en ik ben aan boord van mijn Winner 9.50 uit 1995.

Ik kocht het schip drie jaar geleden en moderniseerde de navigatiesystemen, herstelde wat motor- en schroefproblemen, leerde het schip de afgelopen twee seizoenen kennen boven de eilanden van de Waddenzee, op de Westerschelde en langs de Noordzeekust, alles ter voorbereiding op de tocht naar de Engelse Oostkust waar ik vandaag aan zou beginnen. Frank belde me om me een hart onder de riem te steken. Stabiel hogedrukweer, geen buien, wind Oost tot Noordoost kracht 4 afnemend naar 3 voorspeld. ‘Veel beter wordt het niet, Jan.’

We trekken als zeilers en vrienden met elkaar op sinds we elkaar 45 jaar geleden leerden kennen als zeilinstructeurs op de Stipe in Balk. We hebben samen oversteken gemaakt naar Engeland, naar Noorwegen, Zweden en Helgoland. We hebben stormen doorgemaakt op de Waddenzee, op het IJsselmeer en op de Noordzee. Frank kocht zijn eerste schip toen hij een jaar of dertig was. Als ik niet bij hem bemande, huurde ik. Eerst met mijn vrouw, later solo. Noordkaper, Dehler, Drascombe, Friendship, Zeeschouw, Bavaria, Beneteau, je kunt het zo gek niet bedenken of ik heb ermee gevaren. Huren is slimmer dan kopen, beweerde ik altijd.
Toch zat ik in de winter vrijwel dagelijks te kijken op Botenbank, plaatste schepen in mijn favorieten, zag hoe ze werden verkocht of anderszins van de site verdwenen, en droomde van een solotocht op eigen kiel naar de Engelse Oostkust.

‘Die keuze moet je zelf maken,’ zegt Frank aan de telefoon als ik mijn angst uitspreek. Ondanks de afstand vanuit Hongarije klinkt hij alsof hij naast me staat. Rustig. Bijna onverschillig. Hij meent het en ik weet dat hij gelijk heeft. Ik weet ook dat hij erop vertrouwt dat ik het kan. Als iemand weet hoe ik me op zee op een zeilboot gedraag, is hij het. Ik heb zijn schip urenlang gevaren terwijl hij zeeziek te kooi lag (en andersom trouwens ook).
Maar nu moet ik daadwerkelijk de trossen los gooien en voor het eerst in mijn eentje een nacht doorzetten op zee om de volgende dag in Lowestoft aan te komen. Honderd mijl. Veel is het eigenlijk niet. En toch voel ik een enorme weerstand en ik weet dat het angst is, angst voor het onbekende, voor de nacht alleen, voor de oerkracht van de zee.

Lees het prachtig vormgegeven, complete artikel in de hier te downloaden pdf uit het blad ZEILEN.